Wat is Motivatie?
Elke dag doen mensen vele dingen. Dingen die we leuk of boeiend vinden (een kind gaat op in z’n spel, een 16-jarige verdiept zich in een boek). Maar we doen ook zonder morren dingen die we op zich niet boeiend vinden (we droegen een mondmasker, leerlingen doen hun best voor vakken die ze op zich niet boeiend vinden). Waar halen mensen hun motivatie en energie vandaan voor al die verschillende taken?
Om te verklaren waarom mensen doen wat ze doen, gebruiken wij de zelfdeterminatietheorie (ZDT, Deci en Ryan, 2000). Waarom houden bepaalde leerlingen zich aan klasafspraken en andere leerlingen niet? Waarom maakt een leerling wel zijn opdrachten voor wiskunde, maar niet voor Engels?
Volgens de ZDT zijn we van nature geneigd om te exploreren, om nieuwe dingen te ontdekken en te groeien. Opvoeden en lesgeven is die exploratiedrang zo veel mogelijk stimuleren, zodat mensen leren ontdekken wat ze interessant, boeiend en zinvol vinden in het leven en achter welke waarden ze kunnen staan. Want daar zit de krachtige motor van gedrag.
Autonome motivatie gaat over de vrije keuze die je krijgt of hebt voor een bepaald gedrag, over iets willen doen en geen druk ervaren. Binnen autonome motivatie maken we een onderscheid tussen 2 drijfveren: passie en persoonlijk belang.
Leerlingen kunnen bijvoorbeeld echt geboeid zijn door bepaalde leerstof of een oefening maken uit volle goesting omdat ze verwonderd zijn over iets. Dit valt onder de drijfveer ‘passie’.
Leerlingen vinden natuurlijk niet alles boeiend, maar als ze door de leraar worden gewezen op het belang of de zinvolheid van een bepaald onderwerp, kunnen ze toch autonoom gemotiveerd geraken. Als je als toekomstige schoonheidsspecialist correct kan berekenen hoeveel korting je krijgt bij een bepaalde leverancier, wordt het berekenen van percentages ineens een zinvolle leeractiviteit omdat leerlingen het persoonlijk belang ervan inzien. Leraren kunnen dus expliciet stilstaan bij de context waarbinnen leerlingen bepaalde leerstofonderdelen nuttig gaan kunnen gebruiken en zo inspelen op de drijfveer ‘persoonlijk belang’. Leerlingen zijn dan bereid om een grotere inspanning te leveren.
Gecontroleerde motivatie daarentegen gaat om druk: ofwel van buitenaf, ofwel van de persoon zelf. Dan heb je veel minder het gevoel dat je kan kiezen wat je doet of niet doet, dat je autonoom handelt.
Leerlingen kunnen bijvoorbeeld meewerken of doen wat er gevraagd wordt omdat ze flink of voorbeeldig willen zijn of omdat ze zich anders schuldig zouden voelen tegenover de leraar, ouders… Dit valt onder de drijfveer ‘interne druk’.
Vaak speelt er ook externe druk bij leerlingen. Ze maken bijvoorbeeld hun huistaak omdat ze anders straf krijgen van de leraar of ze zijn stil in de eetzaal omdat ze dan een beloning krijgen op het einde van de week. Dit valt onder de drijfveer ‘externe druk’.
Uit talrijke onderzoeken blijkt dat jongeren die autonoom gemotiveerd zijn met meer diepgang leren, hun leerproces beter kunnen sturen en aangenamer zijn in de klas. De moeite waard dus om eens te bekijken hoe we die autonome motivatie kunnen aanwakkeren en die drijfveren versterken. We kunnen dit doen door in te spelen op drie fundamentele psychologische basisbehoeften. Ze vormen de motor voor motivatie: Autonomie, relationele verBondenheid en Competentie, het ABC van motivatie.
Leraren die naast vakexpertise ook motivationele ervaring en inzichten hebben, staan dus beter gewapend voor de klas.